2017-11-27

Artikel III.26.§2 WER bepaalt dat de vordering van een handels-of ambachtsonderneming die gebaseerd is op een activiteit waarvoor de onderneming op de datum van de inleiding van de vordering niet is ingeschreven of die niet valt onder het maatschappelijk doel waarvoor de onderneming op die datum is ingeschreven, onontvankelijk is.

Het betreffen 2 onderscheiden onontvankelijkheidsgronden: de vordering is ofwel gebaseerd op een activiteit waarvoor de onderneming niet ingeschreven is in de Kruispuntbank der Ondernemingen ofwel op een activiteit die niet valt onder het maatschappelijk doel waarvoor de onderneming ingeschreven is. Van zodra aan één daarvan niet voldaan is, is de vordering onontvankelijk. Het Hof van Cassatie oordeelde in het arrest van 8 februari 2013 reeds dat het een dubbele ontvankelijkheidsvoorwaarde betreft.

Hiervan werd recent nog een toepassing gemaakt in een vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout van 23 oktober 2017. De rechtbank oordeelde terecht dat het feit dat de activiteit waarop de vordering gebaseerd is onder het maatschappelijk doel van de onderneming valt, geen afbreuk doet aan het feit dat er voor die activiteit geen inschrijving is in de Kruispuntbank der Ondernemingen en dat de vordering om die reden onontvankelijk is.

 

Meer nieuws

2024-03-27

Nieuw Strafwetboek (eindelijk) aangenomen

Ga verder
2024-03-20

De AI-Verordening: geen ‘Minority Report’ in de Europese Unie

Ga verder
2024-02-23

Nieuw Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht

Ga verder