2020-03-30

Na enkele ophefmakende kraakgevallen in Gent enkele jaren geleden, werden bij de wet van 18 oktober 2017 betreffende het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed (beter bekend als de krakerswet) enkele wijzigingen doorgevoerd aan het Gerechtelijk Wetboek. Zo werd voor dergelijke gevallen in de artikelen 1344octies e.v. Ger.W. voorzien in een vordering tot uithuiszetting via een procedure op verzoekschrift op tegenspraak of, in geval van volstrekte noodzakelijkheid, op eenzijdig verzoekschrift voor de Vrederechter.

Daarnaast werd kraken in artikel 442/1 Strafwetboek strafbaar gemaakt. Het betreft een klachtmisdrijf. Indien er een klacht werd ingediend, voorzag artikel 12 § 1 van de wet van 18 oktober 2017 dat de Procureur des Konings, mits een beslissing met redenen omkleed en met eerbiediging van het vermoeden van onschuld, op verzoek van de houder van een recht of titel op het betrokken goed de ontruiming kon bevelen binnen de termijn van 8 dagen vanaf het ogenblik van de kennisgeving van het bevel tot ontruiming aan de in het goed aangetroffen personen. De Procureur des Konings gaf, conform dit artikel, zijn bevel na hen te hebben gehoord tenzij dit verhoor niet kon worden afgenomen wegens de concrete omstandigheden van de zaak.

Tegen dit bevel van de Procureur des Konings kon conform artikel 12 § 3 van de wet van 18 oktober 2017 door elke persoon die van oordeel was dat zijn rechten daardoor geschaad werden beroep worden ingesteld bij de Vrederechter bij een met redenen omkleed verzoekschrift op tegenspraak op straffe van verval neergelegd binnen een termijn van 8 dagen vanaf de kennisgeving van het bevel door zichtbare aanplakking aan het te ontruimen goed. Dergelijk beroep had schorsende werking. Het bevel van de Procureur des Konings kon niet ten uitvoer worden gelegd zolang de beroepstermijn liep.

Bij arrest van 12 maart 2020 heeft het Grondwettelijk Hof bovenvermeld artikel 12 van de wet van 18 oktober 2017 vernietigd. Het Grondwettelijk Hof was van oordeel dat deze bepaling aan de Procureur des Konings de bevoegdheid verleent om prima facie het kennelijk gegrond karakter van een rechtsvordering te beoordelen. Het bevel tot ontruiming van de Procureur des Konings betreft een inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven van de krakers en hun recht op onschendbaarheid van de woning wanneer deze hun woonplaats betreft. Daarvoor is het voorafgaande optreden vereist van een onafhankelijke en onpartijdige rechter, die daarbij de jurisdictionele waarborgen in acht neemt, waaronder het recht op toegang tot de rechter en de rechten van verdediging.

De voorziene beroepsprocedure bij de Vrederechter volstaat evenmin, nu dit de uitoefening van dat rechtsmiddel vereist. Dat veronderstelt dat de krakers kennis hebben genomen van het bevel dat hen enkel door aanplakking ter kennis wordt gebracht en waarop zij dan binnen een relatief korte termijn dienen te reageren. Daaruit volgt volgens het Grondwettelijk Hof dat de uitvoering van het bevel tot ontruiming dat door de Procureur des Konings is genomen dus niet noodzakelijk het voorwerp uitmaakt van een controle door een onafhankelijke en onpartijdige rechter.

Een uithuiszetting van krakers door de Procureur des Konings is dus niet langer mogelijk.

Meer nieuws

2024-03-27

Nieuw Strafwetboek (eindelijk) aangenomen

Ga verder
2024-03-20

De AI-Verordening: geen ‘Minority Report’ in de Europese Unie

Ga verder
2024-02-23

Nieuw Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht

Ga verder