2023-10-20

De bestuurder van een elektrische fiets werd op de openbare weg aangereden door een auto. De bestuurder raakte hierbij zwaargewond en zou enkele maanden later overlijden. Vermits het een arbeidswegongeval betrof, werden door de arbeidsongevallenverzekeraar vergoedingen uitgekeerd.

De arbeidsongevallenverzekeraar trachtte deze vergoedingen te verhalen op de verzekeraar van de auto. Hierbij baseerde de arbeidsongevallenverzekeraar zich op art. 29bis W.A.M., dat stelt dat de lichamelijke schade van een zwakke weggebruiker betrokken bij een verkeersongeval automatisch wordt vergoed door de verzekeraars van de bij datzelfde ongeval betrokken motorrijtuigen.

De verzekeraar van de auto meende evenwel dat het slachtoffer geen zwakke weggebruiker was. Immers werd de elektrische fiets deels door een mechanische trapondersteuning voortgeduwd. Hierbij kon de elektrische fiets tot 20 km/u versnellen. Volgens de verzekeraar van de auto was de elektrische fiets dus een motorrijtuig.

De Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge oordeelde, in graad van beroep, dat de fietser een zwakke weggebruiker was. Zij wees daarbij op het gegeven dat de mechanische kracht van de hulpmotor de fiets weliswaar mee voortbewoog, doch de fiets niet zelfstandig op gang kon brengen noch in beweging kon houden.

Het Hof van Cassatie werd door de verzekeraar van de auto gevat en stelde volgende prejudiciële vraag aan het Europees Hof van Justitie: is een elektrische fiets waarvan de motor slechts trapondersteuning biedt, waardoor de fiets versnelt tot 20 km/u, een “voertuig” in de zin van art. 1 van richtlijn 2009/103 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven ?

Het Hof komt tot de conclusie dat een elektrische fiets geen “voertuig” is wanneer de elektrische motor uitsluitend trapondersteuning biedt. Onder “trapondersteuning” wordt verstaan dat er spierkracht nodig blijft om de elektrische versnelling te activeren.

Hiervoor worden drie motieven aangehaald:

  • motorrijtuigen worden in dagelijks taalgebruik traditioneel aanzien als vervoermiddelen zoals motorfietsen, auto’s en vrachtwagens;
  • doorgaans is slechts voor het besturen van voertuigen die zichzelf over de weg kunnen voortbewegen een nationaal rijbewijs vereist;
  • vervoermiddelen die niet uitsluitend door mechanische kracht worden voortgedreven en slechts een snelheid van 20 km/u kunnen halen kunnen volgens aan derden geen schade berokkenen die vergelijkbaar is met de schade die kan worden veroorzaakt door voertuigen die uitsluitend door een mechanische kracht worden aangedreven en een aanzienlijk hogere snelheid kunnen bereiken.

De doelstelling om slachtoffers van door motorrijtuigen veroorzaakte ongevallen te beschermen vereist om deze redenen niet dat elektrische fietsen met een trapondersteuning, die toelaat een snelheid van 20 km/u te bereiken, als voertuigen worden aangemerkt.

Gebruikers van elektrische fietsen kunnen in geval van lichamelijke schade door een verkeersongeval dus als zwakke weggebruiker genieten van een automatische vergoedingsregeling in toepassing van art. 29bis WAM.

Dit is echter niet noodzakelijk het geval voor de gebruiker van een speed pedelec, waarmee je een snelheid tot 45 km/u kan bereiken. Door deze hogere snelheid kan de gebruiker een grotere schade aan derden veroorzaken, vergelijkbaar met de schade die een bromfietser  kan veroorzaken. Wellicht om die reden wordt een speed pedelec in het algemeen reglement op de politie op het wegverkeer als een categorie van bromfiets opgenomen.

Indien u over dit onderwerp verdere toelichting wenst, kan u steeds bij Schuermans advocaten terecht.

Meer nieuws

2024-05-03

De wetgeving over het verkrijgen van goederen voor een bewindvoerder is discriminerend

Ga verder
2024-03-27

Nieuw Strafwetboek (eindelijk) aangenomen

Ga verder
2024-03-20

De AI-Verordening: geen ‘Minority Report’ in de Europese Unie

Ga verder