2024-05-03

Artikel 908 oud BW (thans artikel 4.141 BW) bevat een absoluut verbod voor de bewindvoerder die geen nauwe bloedverwant of partner is om een schenking of een legaat van de beschermde persoon te ontvangen. Het bevat wél een uitzondering voor de bewindvoerder die een nauwe bloedverwant of partner is. 

Daarnaast is er in artikel 499/10 oud BW een tempering voorzien, nl. dat een bewindvoerder na machtiging van de vrederechter wel op een andere wijze dan bij schenking of legaat goederen kan verkrijgen. 

Zijn deze regels verantwoord? Zijn deze niet discriminerend? 

Het Hof van Cassatie stelde samengevat de volgende prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof (GwH): 

  1. Is het discriminerend dat een bewindvoerder die geen nauwe bloedverwant of partner is absoluut rechtsonbekwaam wordt geacht om een schenking of een legaat te ontvangen van de beschermde persoon terwijl zij mits machtiging van de vrederechter op een andere wijze wél goederen kan verkrijgen (cfr. 499/10 oud BW)? 
     
  2. Is het discriminerend dat een bewindvoerder die geen nauwe bloedverwant of partner is absoluut rechtsonbekwaam wordt geacht om een schenking of een legaat te ontvangen van de beschermde persoon terwijl de bewindvoerder die een nauwe bloedverwant of partner is wel schenkingen of legaten kan ontvangen? 

Het GwH antwoordt eerst op de tweede vraag. Hij stelt dat artikel 908 oud BW (thans artikel 4.141 BW) discriminerend is aangezien er geen redelijke verantwoording bestaat voor het verschil in behandeling tussen een bewindvoerder die een nauwe bloedverwant of partner is en een bewindvoerder die dat niet is.  

De door de ministerraad gegeven uitleg lag in het behoeden van de beschermde persoon voor vermogens- en erfenisbejag en m.a.w. dus het verzekeren dat de beschermde persoon vrij en bewust schenkt en legateert. 

Het GwH besluit echter dat dit niet het verschil in behandeling kan verantwoorden omdat het niet redelijk kan worden aangenomen dat een beschermde persoon niet vrij en bewust zou kunnen begiftigen als het een bewindvoerder zou betreffen die geen nauwe bloedverwant of aanverwant is. Deze bewindvoerder heeft niet noodzakelijk de intentie om de beschermde persoon te beïnvloeden. Bovendien zegt het Hof dat het, omgekeerd, niet uitgesloten is dat een bewindvoerder die een nauwe bloedverwant of aanverwant is van de beschermde persoon wél de intentie heeft om de beschermde persoon te beïnvloeden om alzo te trachten een voordeel te kunnen bekomen. 

Er is dus geen redelijke verantwoording om de bewindvoerder die geen nauwe bloedverwant of partner is van de beschermde persoon absoluut rechtsonbekwaam te achten voor het ontvangen van schenkingen of legaten terwijl de bewindvoerder die een nauwe bloedverwant of partner is van de beschermde persoon wel bekwaam wordt geacht. Te meer gezien het zelfs niet mogelijk is voor de bewindvoerder die geen nauwe bloedverwant of partner is om voorafgaandelijk bij de vrederechter het vermoeden te weerleggen dat de beschermde persoon effectief werd beïnvloed.

Vervolgens dupliceert het GwH wat betreft de eerste vraag zijn motivering bij de tweede vraag. 

Schuermans advocaten volgt het verdere verloop mee op, aangezien een nieuwe legislatieve tussenkomst in de sterren staat geschreven. 

Meer nieuws

2024-05-16

Tot ziens wegwerpeconomie! Een nieuwe weg naar het herstel van producten

Ga verder
2024-05-06

Wet van 17 maart 2024 tot wijziging van de WAM: overzicht van belangrijkste wijzigingen

Ga verder
2024-03-27

Nieuw Strafwetboek (eindelijk) aangenomen

Ga verder