Vrije keuze van advocaat in rechtsbijstandsverzekering moet ook gelden bij bemiddeling

Artikel 156 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen (W.Verz.) bepaalde vóór de wet van 9 april 2017 dat in elke rechtsbijstandsverzekering moet worden bepaald dat de verzekerde vrij is in de keuze van een advocaat of iedere andere persoon die de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, wanneer moet worden overgegaan tot een gerechtelijke of administratieve procedure.

De wet van 9 april 2017 wijzigde dit artikel. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen (1) een gerechtelijke, administratieve of arbitrageprocedure, waarbij de verzekerde vrij is om een advocaat of iedere andere persoon die de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, te kiezen en (2) arbitrage, bemiddeling of een andere erkende buitengerechtelijke vorm van geschillenbeslechting, waarbij de verzekerde vrij een persoon kan kiezen die de vereiste kwalificaties heeft en die daartoe is aangewezen.

De vrijheid om een eigen advocaat te kiezen werd uitgebreid tot arbitrageprocedures, maar niet tot bemiddelingsprocedures.

De Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone stelden een beroep tot vernietiging in tegen deze wet bij het Grondwettelijk Hof. Zij voerden o.a. aan dat deze wet niet in overeenstemming is met artikel 201 van Richtlijn 2009/138 (Solvabiliteit II). Uit dit artikel volgt dat elke rechtsbijstandsverzekering moet bepalen dat de verzekerde vrij is om een advocaat te kiezen in een gerechtelijke of administratieve procedure. Volgens de Orde en Ordre valt een gerechtelijke en buitengerechtelijke bemiddelingsprocedure ook onder het begrip “gerechtelijke procedure”.

Het Hof van Justitie is het eens met deze visie. Het begrip "gerechtelijke procedure" kan niet worden beperkt tot uitsluitend niet-administratieve procedures voor een gerecht in de eigenlijke zin, en ook niet door een onderscheid te maken tussen de voorbereidende fase en de besluitfase van een dergelijke procedure. Elke fase die kan leiden tot een procedure bij een rechterlijke instantie, zelfs een voorafgaande fase, valt onder het begrip "gerechtelijke procedure".

Dit geldt zowel voor de gerechtelijke bemiddeling - waarbij een rechter bemiddeling beveelt en het eventuele akkoord na afloop homologeert (tenzij het akkoord strijdig is met de openbare orde of met de belangen van minderjarige kinderen) - als voor een buitengerechtelijke bemiddeling - waarbij partijen zelf een bemiddelaar aanwijzen en het eventuele akkoord na afloop en onder bepaalde voorwaarden voorleggen aan een rechter ter homologatie.

Het Grondwettelijk Hof zal nu moeten oordelen over het beroep tot nietigverklaring van de wet van 9 april 2017, rekening houdend met de bovenstaande interpretatie van het Hof van Justitie.

Wordt vervolgd.