2019-05-29

Krachtens artikel III.26 §1 van het Wetboek van economisch recht (WER) dient de eiser in een gedinginleidende akte zijn of haar ondernemingsnummer zoals vermeld in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) te vermelden. Doet de eiser dat niet, dan verleent de Rechtbank een uitstel om zijn of haar inschrijving in de KBO te bewijzen of om zich alsnog in te schrijven in de KBO. Doet de eiser dat opnieuw niet, dan is de vordering ambtshalve onontvankelijk.

Artikel III.26 §2 WER voorzag dezelfde sanctie voor een vordering van de eiser die weliswaar is ingeschreven in de KBO maar niet voor de activiteit waarop de vordering is gebaseerd. Hier voorzag de wet echter geen regulariseringsmogelijkheid. De eiser kreeg geen uitstel om een juiste inschrijving in de KBO te bekomen of te bewijzen.

Op dit onderscheid kwam veel kritiek.

Bovendien bestaan er reeds strafrechtelijke sancties voor een verkeerde of onvolledige inschrijving in de KBO (artikel XV.77, 2° WER).

Op 27 mei 2019 trad de Wet van 2 mei 2019 tot wijziging van het Wetboek van Economisch Recht wat de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen betreft, in werking. Deze wet heft de tweede paragraaf van artikel III.26 WER op.

Bijgevolg wordt een eiser die niet is ingeschreven in de KBO voor de activiteit op basis waarvan hij of zij een vordering instelt, niet meer geconfronteerd met een onontvankelijke vordering.

Vanzelfsprekend blijft het van belang om uw ondernemingsnummer te vermelden op een gedinginleidende akte.

Meer nieuws

2024-03-27

Nieuw Strafwetboek (eindelijk) aangenomen

Ga verder
2024-03-20

De AI-Verordening: geen ‘Minority Report’ in de Europese Unie

Ga verder
2024-02-23

Nieuw Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht

Ga verder