Nieuwe WCO-aanvraag na intrekking reorganisatieplan

In ons nieuwsbericht van 7 februari 2017 werd het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 5 januari 2017 (A.R. 2016/AR/1678) besproken.

Bij arrest van het Hof van Cassatie dd. 12 oktober 2017 (A.17.0071.N) werd voormeld arrest vernietigd met verwijzing naar het Hof van Beroep te Brussel.

Het Hof van Cassatie oordeelde in essentie dat “de appelrechters die, ondanks de intrekking van het eerste reorganisatieplan en de gevolgen daarvan, oordelen dat door de nieuwe procedure afbreuk wordt gedaan aan de verworvenheden van de verweerders uit het eerste reorganisatieplan, met name de daarin voorziene termijnen van betaling, hun beslissing om het verzoek van de eiseres tot opening van een nieuwe procedure onontvankelijk te verklaren, niet naar recht verantwoorden”.

Zodoende werd het oordeel van het Hof van Beroep te Antwerpen verbroken inhoudende dat artikel 23, §5, tweede lid van de Wet van 31 januari 2009 betreffende de Continuïteit van de Ondernemingen, zoals gewijzigd bij Wet van 27 mei 2013 (WCO) – inhoudende dat “wanneer het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie uitgaat van een schuldenaar die meer dan drie maar minder dan vijf jaar tevoren reeds het openen van een dergelijke procedure heeft aangevraagd en verkregen, de nieuwe procedure niet mag terugkomen op de verworvenheden van de schuldeisers die zijn verkregen tijdens de vorige procedure” – een voorwaarde is om toegelaten te worden tot de procedure van gerechtelijke reorganisatie, zodat bij vaststelling van een schending ervan geen nieuwe WCO-procedure zou kunnen worden geopend.

De procedure na Cassatie is thans lopende voor het Hof van Beroep te Brussel.