Het adagium 'le criminel tient le civil en état' speelt niet met betrekking tot (on)ontvankelijkheid

Het adagium le criminel tient le civil en état zit vervat in artikel 4 V.T.Sv.. Het eerste lid van dat artikel voorziet dat de burgerlijke rechtsvordering voor de burgerlijke rechter geschorst wordt zolang er niet definitief beslist is over de strafvordering die vóór of gedurende de burgerlijke rechtsvordering is ingesteld, in zoverre er gevaar bestaat voor onverenigbaarheid tussen de beslissing van de strafrechter en die van de burgerlijke rechter.

In principe speelt dit adagium niet voor de beslagrechter gezien zijn rechtsmacht beperkt is en zijn beslissing geen nadeel mag toebrengen aan de zaak zelf. Dat is evenwel anders wanneer de beslagrechter dient te oordelen als bodemrechter. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer hij zich moet uitspreken over een vordering tot nietigverklaring van een akte van toewijzing in het kader van een openbare verkoop na uitvoerend onroerend beslag.

In een beschikking van de Beslagrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen van 17 mei 2021 oordeelde de beslagrechter dat het principe van de schorsing van de burgerlijke procedure in afwachting van de uitkomst van de strafvordering niet speelt met betrekking tot een exceptie van ontoelaatbaarheid van de burgerlijke vordering. Er is geen gevaar op tegenstrijdigheid. Indien de vordering onontvankelijk is, dient de beslagrechter immers niet te oordelen over de grond van de zaak. Bij gebrek aan dergelijke uitspraak over de grond van de zaak is artikel 4 V.T.Sv. niet aan de orde. De rechter kan dus reeds oordelen over de (on)ontvankelijkheid.

De beschikking van de Beslagrechter werd op grond van dezelfde motieven bevestigd door het Hof van Beroep te Antwerpen in een arrest van 27 juli 2021.