Het Burgerlijk wetboek bevat voor gehuwden een bijzondere regeling in het geval één van de echtgenoten het slachtoffer is van specifieke strafrechtelijke feiten én de andere echtgenoot hieraan schuldig bevonden is als dader, mededader of medeplichtige. De echtgenoot heeft in dit geval een voorkeursrecht ingevolge waarvan om de preferentiële toewijzing van de gezinswoning kan worden verzocht.
Voor wettelijk samenwonenden kan men niet terugvallen op deze wettelijke regeling. Deze geldt enkel voor gehuwden.
Het Grondwettelijk Hof (hierna: GwH) heeft in een arrest van 20 juni 2024 twee discriminaties weerhouden in de wettelijke regeling van de preferentiële toewijzing van de gezinswoning:
- 1° er is geen redelijke verantwoording voor het verschil in behandeling tussen gehuwden en wettelijk samenwonenden;
- 2° er is geen redelijke verantwoording voor het verschil in behandeling tussen de situatie waarbij de echtgenoot veroordeeld is bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing én de situatie waarbij het openbaar ministerie voor een strafrechtelijke bemiddeling heeft geopteerd.
Om aan voormelde ongrondwettigheid te verhelpen werd op 12 november 2024 een wetsvoorstel ingediend met de intentie om de wettelijke regeling van de preferentiële toewijzing te verruimen.
Enerzijds zal de preferentiële toewijzing worden uitgebreid naar de gevallen waarbij de echtgenoot zijn burgerlijke aansprakelijkheid erkent in een strafrechtelijke bemiddeling. Anderzijds zal een nieuw wetsartikel worden toegevoegd waarin de preferentiële toewijzing voor wettelijk samenwonende partners wordt ingevoerd, in zoverre de gezinswoning in onverdeeldheid is tussen de wettelijk samenwonende partners (art. 2.3.14/1 BW).
Schuermans advocaten volgt het verdere verloop mee op. U kunt zich wenden tot Mr. Tinka Somers, t.somers@schuermans-law.be.