Bent U verplicht uw facturen op te stellen in het Nederlands?

Een Belgische onderneming, gevestigd in het Nederlandse taalgebied sloot met een Italiaanse onderneming een overeenkomst waarbij de Italiaanse onderneming werd aangesteld als exclusieve concessiehouder van de Belgische onderneming voor de distributie van kinderartikelen in Italië.

De Belgische onderneming heeft voormelde overeenkomst voortijdig beëindigd en maakte een geschil omtrent niet-betaalde facturen aanhangig bij de Rechtbank van Koophandel te Gent. De Italiaanse onderneming voerde de nietigheid van de onbetaalde facturen aan wegens een strijdigheid met de taalwet bestuurszaken en het taaldecreet.

Voormelde wetgeving vereist immers dat de in België̈ gelegen ondernemingen hun facturen met een grensoverschrijdend karakter uitsluitend opstellen in de officiële taal van de deelstaat waarbinnen hun vestiging ligt. Afgezien van de identiteitsgegevens en de btw- bankgegevens van de Belgische onderneming, waren de facturen van de Belgische onderneming opgesteld in het Italiaans.

De Belgische onderneming betwist de aangevoerde nietigheid van deze facturen niet doch stelt dat voormelde regeling onder meer indruist tegen de Unierechtelijke bepalingen inzake het vrij verkeer van goederen. De bevoegde rechter stelt vervolgens een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie.

Het Hof van Justitie oordeelde op 21 juni 2016 dat de betrokken taalregeling effectief het vrij verkeer van goederen in de Europese Unie beperkt.

Het Hof van Justitie meent namelijk dat indien partijen niet vrij de taal waarin zij hun facturen opstellen mogen kiezen, het risico op betwisting en niet-betaling van de facturen zou kunnen toenemen. De ontvangers van de facturen zouden immers kunnen weigeren deze te betalen daar zij de inhoud ervan niet begrijpen. Tevens kunnen zij de geldigheid van facturen die niet in de Nederlandse taal zouden zijn opgesteld louter op deze grond betwisten, zelfs indien de facturen zouden zijn opgesteld in een taal die de ontvanger weldegelijk begrijpt.

Het Hof van Justitie oordeelde aldus dat dergelijke regelgeving gevolgen zou kunnen hebben voor de interne handel binnen de betrokken lidstaat enerzijds en de grensoverschrijdende handel anderzijds. Het Hof besluit in haar arrest van 21 juni 2016 dat voormelde regeling aldus effectief een beperking van het “vrij verkeer van goederen” vormt.

Het komt aan de wetgever toe voormelde wetgeving in functie van deze recente rechtspraak van het Hof van Justitie te herbekijken. Voormelde rechtspraak heeft evenwel nu reeds tot gevolg dat de thans geldende taalwetgeving niet meer toegepast kan worden.

Voor verdere vragen kan U ons steeds contacteren.