Nieuwe regeling omtrent rolrechten vernietigd

In een arrest van 9 februari 2017 (nr. 13/2017) heeft het Grondwettelijk Hof de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de wet van 28 april 2015 tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen, vernietigd.

In een lang arrest, waarvan slechts een handvol relevante overwegingen ten gronde kunnen worden teruggevonden, stelde het Grondwettelijk Hof vast dat het de bedoeling van de wetgever zou zijn geweest om de rolrechten in verhouding te brengen met de werkingskosten van de rechtspraak.

Daaropvolgend kwam het Grondwettelijk Hof tot de terechte bevinding dat vorderingen met een beperkte financiële inzet een ingewikkeld karakter kunnen vertonen en een hoge werklast voor het gerechtelijke apparaat kunnen meebrengen. Omgekeerd kan de behandeling van vorderingen met een hoge financiële inzet eenvoudig blijken. Vastgesteld moest worden dat zelfs tijdens de parlementaire voorbereiding erop gewezen is dat het verband tussen de waarde van de vordering en de complexiteit ervan niet vaststaat. Dit volstond volgens het Grondwettelijk Hof om te besluiten dat het criterium van de waarde van de vordering niet pertinent is om de voormelde hoofddoelstelling van de wetgever te verwezenlijken.

Teneinde de administratieve en budgettaire moeilijkheden te vermijden die uit de vernietiging zouden voortvloeien, en teneinde het de wetgever mogelijk te maken de wetgeving aan te passen in overeenstemming met gezegd arrest, werden de gevolgen van de vernietigde bepalingen gehandhaafd ten aanzien van de vorderingen die bij een rechtscollege zijn ingesteld tot het optreden van de wetgever en uiterlijk tot 31 augustus 2017.

Het is thans wachten op een nieuwe wettelijke regeling.